In God de Zoon

Wij geloven in God de Zoon, van eeuwigheid door de Vader voortgebracht; de beloofde Verlosser, God in het vlees geopenbaard, namelijk onze Here Jezus Christus; geboren uit de maagd Maria, Zijn zondeloos leven, Zijn wonderen, Zijn plaatsvervangend lijden & sterven, Zijn lichamelijke opstanding en Hemelvaart;

Joh. 1:1
In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God.

Joh. 1:14
Het Woord is Mens geworden en heeft bij ons gewoond, vol van goedheid en waarheid, en wij hebben zijn grootheid gezien, de grootheid van de enige Zoon van de Vader.

Hand. 1:10-11
Terwijl Hij zo van hen wegging en zij nog steeds naar de hemel staarden, stonden er opeens twee mannen in witte gewaden bij hen. Ze zeiden: ‘Galileeërs, wat staan jullie naar de hemel te kijken? Jezus, die uit jullie midden in de hemel is opgenomen, zal op dezelfde wijze terugkomen als jullie hem naar de hemel hebben zien gaan.’

Fil. 2: 5-11
Laat onder u de gezindheid heersen die Christus Jezus had. 6  Hij die de gestalte van God had, hield zijn gelijkheid aan God niet vast, maar deed er afstand van. Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens. En als mens verschenen, heeft hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood–de dood aan het kruis. Daarom heeft God hem hoog verheven en hem de naam geschonken die elke naam te boven gaat, opdat in de naam van Jezus elke knie zich zal buigen, in de hemel, op de aarde en onder de aarde, en elke tong zal belijden: ‘Jezus Christus is Heer, ‘tot eer van God, de Vader.

Col. 1:15
Beeld van God, de onzichtbare, is Hij, eerstgeborene van heel de schepping:

Col. 2:9
Want in Hem is de goddelijke volheid lichamelijk aanwezig,

1 Cor. 15:3-8
Het belangrijkste dat ik u heb doorgegeven, heb ik op mijn beurt ook weer ontvangen: dat Christus voor onze zonden is gestorven, zoals in de Schriften staat, dat hij is begraven en op de derde dag is opgewekt, zoals in de Schriften staat, en dat hij is verschenen aan Kefas en vervolgens aan de twaalf leerlingen. Daarna is hij verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders en zusters tegelijk, van wie er enkelen gestorven zijn, maar de meesten nu nog leven. Vervolgens is hij aan Jakobus verschenen en daarna aan alle apostelen. Pas op het laatst is hij ook aan mij verschenen, aan het misbaksel dat ik was.